Natuurgeweld in Portugal
Portugal 
Een herinnering aan een reis naar Portugal langs de Oceaankust.

Herinneringen aan een camperreis

Natuurgeweld

We zijn vanuit de Alentejo de Algarve binnengereden. Het nog het rustige deel van de zuidelijkste Portugese provincie. Langs de westkust heeft het massatoerisme nog niet toegeslagen. Links ligt het dorpje Bordeira, waar we naar het strand gaan. Het is nog vier kilometer voor we bij de afslag zijn. Vlak voor het tegen de berghelling liggende dorpje Carrapateira. Na een bocht rijden we een zanderige parkeerplaats op. Het is nog maar een paar jaar geleden dat we overnachtingsplekken zochten in haventjes en veilige ankerplaatsen rond de Middellandse en Egeïsche Zee. Toen lagen we met andere zeilboten voor anker. Nu staan we met campers op parkeerplaatsen. Wel zo veel mogelijk aan zee. We hebben er vrede mee.

De harde wind die vanuit zee over de parking waait deert ons niet. We staan stabiel en hoeven ons geen zorgen te maken of het anker wel houdt en over een nachtelijke ankerwacht op een deinende, aan het anker rukkende zeilboot. We staan in een prachtig duingebied aan de monding van de Ribeira de Bordeira. De niet brede, ondiepe rivier scheidt het grote zandstrand van de duinen en de parkeerplaats. In de verte zien en horen we de oceaanbranding. Ik loop over de smalle asfaltweg, die achter ons de duinen opklimt, omhoog. Als ik boven kom, gaat het asfalt over in een stoffige onverharde weg over de hoge kliffen. Er staan paar oude camperbusjes. Een lang houten plankier en een houten trap dalen af naar het brede strand. Diep onder me surfen kleine mensjes op de hoge oceaangolven die witschuimend doodlopen op het goudgele strand. Het is een apart volkje. In hun veelal stokoude busjes en tot mobiele slaapplaats omgebouwde kleine bestelauto’s stropen ze de hele kust af op zoek naar goede surfspots. Ze hebben hier overnacht. Sommige auto’s zijn met de hand beschilderd of voorzien van woeste, kunstige graffitis. Piratenkoppen met ooglappen. Golven. En teksten als ‘Hunting the waves’ of ‘This is a surfvan not a hippyvan’. Van een knalgeel Volkswagenbusje staat de schuifdeur in de zijkant open. Een jonge vrouw ligt languit op een matras onder een dekbed te lezen. Haar hoofd bij de deuropening. Ze steekt een hand omhoog als ik haar groet. Een Française. Er zijn veel nationaliteiten. Engelsen, Duitsers en natuurlijk ook Portugezen. Soms een verdwaalde landgenoot. Op de kliffen staan een paar mannen te vissen. Ze moeten lange lijnen hebben, want het water is ver weg. Tussen de weg en de steil in zee vallende kliffen lopen houten plankieren tot vlak aan de rand van de rotsen. Ze eindigen in een omheind plateau met houten bank. Op het hoogste punt, waar de weg afbuigt, loop ik het plankier op. Vanaf het in zee uitstekende rotsplateau is het uitzicht ongekend. Naar het noorden en zuiden de onafzienbare woeste rotskust, die hoog uit de blauwe oceaan oprijst. Het water van de onmetelijke

plas spat in duizenden witte fonteinen tegen de onverzettelijke rotsen. Overal staan waarschuwingsborden, ook in het Engels, om op de plankieren en gemarkeerde paden te blijven. Niet alleen om de kwetsbare natuur te ontzien, maar ook omdat de randen van de kliffen onstabiel zijn. Ik begrijp niet dat een oudere man en vrouw zich toch aan de rand van de het klif wagen.

Als ik terugloop zie ik de blauwgroene markering van de Rota Vicentina. De lange trekkingroute die de kust volgt. Ik volg de aanwijzingen. Het pad is smal en rotsachtig. Soms een stukje, misschien dertig centimeter breed okergeel zand, dat zich als een smal lint tussen de begroeiing en rotsblokken slingert. Dan weer over rotsachtige bodem met weinig grip een stuk steil omhoog. Zo’n dertig meter onder me de rivier, die rustig vlak langs de helling zeewaarts stroomt. Ik ben blij als ik de camper een paar honderd meter voor me op de lager gelegen parkeerplaats zie staan. Eigenlijk had ik niet de goede schoenen voor deze afdaling.

We slapen vannacht prima. Het geruis van de branding is alom aanwezig. Wordt meegevoerd op de flanken van de zeewind. Maar is ver genoeg om ongestoord te pitten. We maken een wandeling naar Carrapateira. Het is een kilometer of twee. Vlak voor het dorpje staat rechts onder de klimmende weg een wit gebouwtje. Een vrouw hangt was aan een lijn van een grof stuk touw. Ze ziet dat we kijken en zwaait.

‘Bon dia’, roepen we terug en lopen de houten trap af. Het is een wasplaats met een stuk of zes diepe grauwe betonnen bakken. De voorkant loopt geribbeld schuin naar de bodem. Een stenen wasbord. In iedere bak zit een kraan. Drinkwater, verzekert een Duitser ons die een paar flessen van vijf liter komt vullen. Het is fijn te weten dat er water in de buurt is. We zijn van plan een tijdje te blijven in deze mooie omgeving. Om stroom hoeven we ons ook geen zorgen te maken. De zonnepanelen op het dak van de camper ‘snorren’ van plezier. Het is november, maar de zon stopt er iedere dag weer een hoop energie in zodat de accu’s tot de nok toe gevuld blijven.

Carrapateira is piepklein. Een paar smalle steile straatjes geflankeerd door witte huisjes. Er boven een klein wit kerkje. Op de deur wordt ook in het Engels aangekondigd wanneer de mis plaatsvindt. In wat je het centrum zou kunnen noemen is een kleine markthal. We kopen er wat groente en fruit. Ik wil de bladeren van de broccoli wegtrekken maar dat mag niet van de kleine Portugees achter de toonbank. Hij wil ze meewegen en legt de dik bebladerde stronk met de door mij afgetrokken bladeren op de weegschaal. In de minimarkt tegen over de hal zijn flessen drinkwater, brood en andere levensmiddelen te koop. Naast de markthal zit in hetzelfde gebouwtje het café ‘Amigos da Carrapateira’. De vrienden van… Het is een grote ongezellige kantine. Slordig en kaal ingericht. Maar er zijn veel lokalen die er hun koffiedrinken of een eenvoudige Prato de Dia nuttigen. In een hoek staat een geldautomaat. Handig, want de bewoonde wereld is ver weg. Aan de grote donkere houten tafels met betegeld blad zitten her en der wat mannen. Sommigen verveeld onderuit gezakt. Er zijn veel werklozen hier. Voor hen staat een klein kopje koffie. Aan de muren hangen tegenover elkaar twee televisietoestellen. Een groot flatscreen met nieuws en een log, oud apparaat waarop voetballers heen en weer rennen.

Niemand kijkt. We drinken een kop koffie met melk. De kleine Portugese kopjes koffie zijn ons te sterk.

Het is halfvijf als we over het smalle pad boven de riviermonding naar de weg over de kliffen lopen. We willen genieten van de ongetwijfeld weer prachtige zonsondergang op het hoogste punt van het in de oceaan stekende rotsplateau Pontal. In de rugzak zitten twee glazen en de kunststof zak met een restant rode wijn, die we uit de kartonnen doos gehaald hebben waaruit we aan het eind van de middag ons (bijna) dagelijkse glas wijn drinken. Recht voor ons hangt een goudgele zon net boven de horizon. De wolkenbanken zijn oranjerood. Met een glas wijn in de hand kijken we zwijgend naar het prachtige kleurenspektakel dat de zon aan de hemel schildert. Je beseft weer hoe nietig de mens is. Miljoenen jaren wordt dit schouwspel boven de oneindige oceaan opgevoerd. Wij mogen er slechts een fractie van die tijd deel van uitmaken. Ik besef eens te meer dat wij eigenlijk niets voorstellen in dit grote geheel. Het is onbegrijpelijk dat we in de korte tijd dat we op deze prachtige planeet rondlopen zo’n puinhoop gecreëerd hebben. We slaan elkaar de hersens in, putten de aarde uit en verwoesten onze leefomgeving. De zon trekt zich hier allemaal niets van aan en is inmiddels achter de horizon verdwenen om het zuidelijk halfrond wakker te maken en zijn licht en warmte te verspreiden. De hemel kleurt in vele tinten goud, geel, oranje en rood. In de verte, aan het eind van de lange rotskust knippert het felle licht van de vuurtoren op Kaap Sint Vincent, waar de Portugese kust naar het oosten afbuigt.

Niet alleen surfers trekken rond in een kleine auto. We zijn al heel wat vreemde snuiters tegengekomen. Jong en oud. Tegenover ons op de parkeerplaats staat een slechte onderhouden oud bestelautootje. De rode lak is mat en verweerd. Hier en daar roestplekken. Gister kwamen we terug van een korte duinwandeling. De zon was verdwenen, het schemerde al. De Duitser, want dat is hij, zat warm aangekleed op de bestuurdersstoel. Als de zon weg is koelt het snel af. ‘Zullen we hem een glas wijn aanbieden?’, opperde Anneke. Met een glas wijn in de hand liep ze naar het autootje en raakte met de man aan de praat. Een vijftiger schatte ze. Vanuit de camper zag ik haar lange tijd gebukt voor het zijraampje staan. Hij wilde geen wijn, vertelde ze toen ze na ruim een kwartier terugkwam. Hij zei te zijn gestopt met drinken. Hij trekt al jaren rond met zijn bestelauto. Heeft alle schepen achter zich verbrand. ‘Ik blijf doorgaan tot het geld op is. Of ik’, had hij gezegd. Het autootje is zijn woning. Een enorme troep binnen. Vol spullen en amper plaats om te slapen op het eenpersoonsmatras dat tegen de zijkant ligt. Het is zo gemakkelijk te oordelen over andermans leven. Iedereen doet zoals hij of zij dat wil. Je creëert je leven zelf.

We hebben onrustig geslapen vannacht. Het weer is veranderd. Boven ons hoofd tikt de regen op het dak en door de harde wind staan we te schudden op onze zes wielen. Donkere wolkenmassa’s jagen vanuit zee landinwaarts. De zon laat zich sinds dagen niet meer zien. In de loop van de ochtend neemt de wind toe tot stormkracht en knalt tegen de zijkant van de camper. We krijgen even een ‘bootgevoel’. Als op de zeilboot achter anker met de deining dwars op. Het zand van het strand stuift over de parkeerplaats. We verkassen naar de overkant met de kop in de wind. We gaan schuil achter een laag begroeit duin. Het is hier wat luwer en de wind strijkt nu langs de camper. Het duurt niet lang of de twee campers die naast ons stonden komen ook hier heen. Met z’n alle staan we met een kluitje op elkaar. Maar wel een stuk rustiger. De branding buldert harder dan ooit.

We houden van dit onstuimige weer. We kleden ons goed aan en waden met opgetrokken broekspijpen op blote voeten door de ondiepe rivier. Met hand op de pet en gebogen hoofd als bescherming tegen het stuivende zand lopen we naar de vloedlijn. Het is laagwater, maar de wind jaagt de wilde, lange branding ver het strand op. Er zijn geen surfers te zien. Het is gevaarlijk. De metershoge golven beuken op de steile kliffen. Enorme waterfonteinen klimmen tientallen meters omhoog. We klimmen langs de houten trap naar de top van de kliffen. Op een bankje vegen we het zand van onze voeten en trekken onze sneakers aan, die we in onze handen hadden meegedragen. Over een lang plankier komen we op het omheinde platform op een tiental meter van de rand van de kliffen. De golven klappen met enorme dreunen tegen de rotswand. We staan hier zeker dertig of veertig meter boven zee. Witte watermassa’s spatten soms meters boven de rand. Het water stuift als een fijne, zoute douche over ons heen. Door het samenspel van de brekende golven en stormachtige wind kunnen we elkaar nauwelijks verstaan. Schreeuwend uiten we onze fascinatie. Het is een natuurspektakel waar we niet genoeg van krijgen.

Uit: “Een reis onder de zon” / Erik Couwenhoven

 
 
0 Beoordelingen 
Jouw beoordeling 
Om een beoordeling te plaatsen moet je rechts bovenaan even inloggen
 
 
Melding maken bij dit Reisverhaal
 
Melding*
Melding maken bij deze Camperplaats
 
Melding*
Melding maken van Camperplaats Beoordeling
 
Melding*
Melding maken van Reisverhaal Beoordeling
 
Melding*
Toelichting*